Parameters voor rente, inflatie en onvoorzien
Het gemeentelijk grondbedrijf wordt in z’n geheel gefinancierd vanuit de algemene dienst en er wordt geen gebruik gemaakt van zogenaamde projectfinanciering. Aan de bouwgrond in exploitatie (BIE) wordt daarom de daadwerkelijk betaalde rente over het vreemd vermogen toegerekend en er wordt geen rente toegerekend aan het eigen vermogen. De rekenrente bedraagt 1,0%. Dit is conform het voorschrift van de BBV.
De disconteringsvoet binnen het grondbedrijf is gelijkgesteld aan het maximale meerjarig streefpercentage van de Europese Centrale Bank voor de inflatie binnen de Eurozone, momenteel 2%. Dit is conform het voorschrift van de BBV.
Het ligt voor de hand om bij de indexatie (prijsstijging) van kosten en opbrengsten eveneens aan te sluiten bij het meerjarig streefpercentage voor de inflatie binnen de Eurozone. De Europese Centrale Bank streeft immers naar een stijging van het algemene prijspeil dicht tegen de 2%. Naar verwachting stijgen de kosten en opbrengsten immers op langere termijn met eenzelfde percentage. Voor toekomstige kostenstijgingen gaan we daarom uit van 2%. Vanuit het voorzichtigheidprincipe houden we voor de grondopbrengsten een indexeringspercentage van 0% aan.
In een grondexploitatie rekenen we over de nog te maken kosten met een onzekerheidsmarge, opgenomen onder de post onvoorzien4. Standaard rekenen we in de exploitatie met een percentage van 10%.
Bij projectspecifieke risico’s kunnen we hiervan afwijken. In dergelijke gevallen maken we dit expliciet kenbaar. In de voorliggende begroting is dat het geval bij het complex Citadel/TPG Rolderstraat. Aanvullend is daar 10% onvoorzien meegenomen over de WOZ-waarde van de gemeentelijke eigendom langs de Rolderstraat, ter dekking van risico’s in het beheer en onderhoud van deze panden.